Reactie DCMR luchtkwaliteit na uitzending Pointer

De uitzending van Pointer over luchtkwaliteit van zondagavond 23 februari 2025 leidde ook tot een artikel in het AD en vragen van Radio Rijnmond. Op basis van de Rijnmond vragen geeft DCMR Milieudienst Rijnmond hier een korte inhoudelijke reactie op het werk van Pointer.

  1. Het globale beeld van Pointer – een aantal Rijnmond gemeenten staat in de top 10 van de gemeenten met de meeste luchtvervuiling in Nederland – klopt. Eerder waren er al vergelijkbare analyses (onder andere Milieudefensie over de gemeentes met de meeste meegerookte sigaretten in 2016). Ook als naar Atlas leefomgeving wordt gekeken of de CILMK luchtkwaliteit monitoring dan klopt dit beeld op hoofdlijnen. Een paar aandachtspunten:
    • Dat Rijnmond niet de beste lucht heeft is te verwachten gelet op de concentratie van mensen, verkeer, industrie en zeevaart. Als de stoffen PM2.5 en NO2 gewogen worden naar hun effect op de gezondheid is de luchtkwaliteit bijvoorbeeld ca 20% minder dan die in Nijmegen of Eindhoven, kleinere steden en zonder grote industrie en zeehaven. De verschillen binnen Nederland vallen, zo bezien, mee.
    • Voor individuen maakt het ook nog uit waar in welke wijk of gemeente je woont. Langs drukke wegen is de luchtkwaliteit beduidend slechter. Dus ook binnen het globale beeld dat Pointer schetst is er nog variatie. Op een ongunstige plek in een ‘schonere’ gemeente, kun je slechter af zijn dan op rustige plek in een ‘viezere’ gemeente.
    • Pointer berekent een score per wijk / gemeente door de concentraties PM2.5 en NO2 te delen door de WHO-advieswaarden. Vervolgens middelen ze de score om tot één getal te komen.
    • Het Schone Lucht Akkoord (SLA) en de GGD gebruiken een andere methode om tot één (gezondheids)maat te komen. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit dat het effect op de gezondheid van PM2.5 groter is dan dat van NO2. Omdat PM2.5 als een ‘deken over het land ligt’ met weinig ruimtelijke variatie, maakt dit de verschillen tussen steden, en met name tussen stad en platteland, kleiner dan bij de indicator die Pointer heeft bedacht. De volgorde van de steden – door ons niet nagerekend – zal waarschijnlijk wel vergelijkbaar zijn.
  2. Pointer legt veel nadruk op de WHO-advieswaarden; aan die waarden wordt nog vrijwel nergens voldaan in Nederland/Noordwest Europa. “De luchtkwaliteit is 2 keer zo slecht als de norm”.
    • Als formaliteit: aan de huidige wettelijke normen wordt voldaan, aan de nieuwe normen van de EU per 2030 nog niet maar het gaat de goede kant op, en de WHO-advieswaarden (niet WHO-normen) gaan inderdaad een uitdaging worden.
    • Dat we vrijwel nergens aan de advieswaarden voldoen wil twee dingen zeggen: dat de luchtkwaliteit (nog) niet goed is, maar tegelijk dat de luchtkwaliteit in de Rijnmond niet uitzonderlijk is.
    • Met andere woorden er wordt nog steeds lokaal, regionaal, nationaal en internationaal samengewerkt aan verdere verbeteringen en dat is nodig. Maar het is ook niet zo dat men zich in de Rijnmond specifiek extra zorgen moet maken; zo anders is de luchtkwaliteit (inmiddels) niet. Bovendien, je zorgen maken is ook ongezond.
    • Inmiddels weten we dat er voor luchtvervuiling geen veilige grenzen zijn: minder is altijd beter. Als dat zo is, is niet alleen het al dan niet voldoen aan een norm van belang maar is juist de trend belangrijk: verbetert de luchtkwaliteit (of niet)? Die trend is al ruim 50 jaar goed: de lucht wordt schoner ondanks economische groei, groei van de haven, meer verkeer, enz. We verwachten dat die dalende trend verder doorzet. En daar wordt aan gewerkt
  3. Wat kan er gedaan worden aan de luchtvervuiling, waarom is het nu nog ‘zo slecht’?
    • Er zijn geen grote makkelijke interventies meer die in een klap veel verbetering opleveren. Als die er nog wel zouden zijn hadden we immers de laatste jaren ‘zitten slapen’. Het gaat dus om een breed scala van maatregelen die op alle niveaus (lokaal tot internationaal) genomen moeten worden, en gaan worden en die de lucht met kleine stapjes verder verbeteren.
    • Internationaal (EU) zijn er afspraken over schoner verkeer/elektrisch verkeer, over nieuwe eisen aan de industriële uitstoot, enz. De uitstoot van de zeevaart is een lastige, die valt grotendeels buiten allerlei regelgeving. Het is de sector die het langzaamst verschoond. Lokaal kan daar wel nog iets aan gedaan worden – en dat gebeurt – door walstroom, door schonere schepen aan te moedigen, enz.
    • Klimaatbeleid levert (soms) ook voordelen voor luchtkwaliteit denk aan warmtenetten, energiebesparing, elektrificatie.
    • Regionaal en nationaal zijn er allerlei maatregelen (onder andere via het Schone Lucht Akkoord (SLA)). In gemeentes en tussen groepen gemeentes zijn er afspraken over zero-emission stadslogistiek, faciliteren van fietsen (zeker voor korte auto ritten) oude brommers uit het wagenpark halen, beleid/voorlichting rond houtstook, enz.
    • Een deel van onze luchtvervuiling komt uit het buitenland, zoals ook een deel van de Nederlandse uitstoot in het buitenland terecht komt (we zijn netto exporteur). Voor het verbeteren van de luchtkwaliteit in Nederland is de Europese samenwerking en het stellen van internationale normen dus heel belangrijk.
    • Pointer noemde al de landbouw. De landbouw is ook in de Rijnmond (en in andere Nederlandse steden) verantwoordelijk voor een deel van het fijnstof. Maatregelen om de ammoniakuitstoot van de veehouderij terug te dringen zullen dan ook een positieve invloed hebben op de stedelijke luchtkwaliteit. Hoe voortvarend de rijksoverheid zal zijn met het terugdringen van landbouw emissies is nog onduidelijk.

Teruglezen over 50 jaar luchtkwaliteit in de Rijnmond, hoe die verbeterd is en wat dat betekent voor de gezondheid? Zie de PDF bestandwebsite van DCMR Milieudienst Rijnmond.